Tegenwoordig hoor je het niet vaak meer tijdens het lopen: “ze hebben hem al hoor!” In de jaren tachtig riepen ze het mij vaak na tijdens een training. Een andere dooddoener was de term “hardlopers zijn doodlopers”.
Niet voor niets is het hardlopen sinds een paar jaar weer helemaal in. De Tweede Loopgolf, veroorzaakt door mensen, en dan vooral vrouwen, die bewegen een onderdeel vinden van hun gezonde levensstijl. Een sapje, een broodje met meer sla dan mijn konijn in een week eet, én bewegen. Het liefst met een “gadget” in het oor, gekoppeld aan een sensor in de linkerschoen.
Maar er is ook een groep wetenschappers die de “Rate of Living Theory” aanhangen. Het uitgangspunt is dat ieder organisme een vaste hoeveelheid energie per gram lichaamsgewicht kan verbruiken voordat hij sterft. Die theorie van Meneer Rubner stamt al uit het begin van de twintigste eeuw, niet geheel toevallig ook het moment dat de eerste marathons werden gelopen en die deelnemers werden op zijn minst voor gek uitgemaakt. Of zoals de vader van Pim Mulier zei tegen een vriend: “Pim doet af en toe vreemd, want hij loopt hard.” Mulier was de grondlegger van onder meer de atletiek en het voetbal in Nederland, de “Vader van alle Sporten”.
Rubner stelde dat als je batterij leeg is dat je dan dood gaat. En met veel bewegen, en ik kan uit ervaring zeggen dat dat wel noodzakelijk is in je training voor de Zestig van Texel, is je batterij sneller leeg. Hardlopers zijn doodlopers dus.
Maar nu had een mevrouw in Groningen drie groepen muizen in haar laboratorium aan een proef onderworpen. Eén groep mocht veel rennen in een tredmolen, de tweede groep werd lekker koud gehouden, en die moesten dus meer energie verbruiken om een beetje op temperatuur te blijven en de derde groep mocht gewoon een lekker luxe muizenleven leiden. Niet te veel lopen, behaaglijk bij de kachel.
En wat bleek, volgens Mevrouw Vaanholt maakt allemaal niets uit. Je gaat dus niet eerder dood van veel hardlopen of van kou lijden. Maar je leeft er volgens haar ook weer niet langer van. Dus waar doen we het allemaal voor?
Het adagium van mijn zevenentachtig jarige Opa lijkt de enige juiste: “doe gewoon, dan doe je al gek genoeg”. En hij kan het weten. De enige sport die hij doet in het bejaardenhuis is het invullen van de kruiswoordpuzzels in de maandelijkse vijf sterren uitgave van Denksport. Een andere sport heeft hij nooit gedaan.