“Heb je dat straatnaambordje gezien?”, vroeg meeloper E toen we langs de rand van Roosendaal liepen. Krampenloop stond er op het bordje. We hadden ons een kilometertje of dertig eerder al afgevraagd of er ooit een straat, een brug of mogelijk een kanaal naar ons genoemd zou worden. We twijfelden erg. We weten het niet maar voorlopig lijkt het ons niet waarschijnlijk. Of je moet Commissaris worden. Zo heeft ene Commissaris van den Harten ten slotte ook zijn eigen brug gekregen bij Oud-Gastel.
Wie moet je zijn
hee wat moet je doen
voor je naam op een straat of een plein of een plantsoen
hoe groot moet je zijn
hoe dood moet je zijn
voordat je naam op een straatnaambordje komt te staan
Dat zong Harry Jekkers in zijn Straatnaambordjesblues. Groot zijn we niet, en dood ook niet helemaal. Al voelde ik mij aan het einde van de zondagse duurloop stevig doorgekookt. Maar dat probleem was in Stampersgat gauw opgelost in het zo goed als uitgestorven lokale café. Twee biertjes, eentje voor het wegspoelen van alle sportdrank en de tweede voor de dorst.
Gesprekken over straatnaambordjes, over bruggen die naar je vernoemt worden; dat is zo’n beetje het niveau van twee duurlopers die met een rugzakje op een rondje rondom Roosendaal hollen. We vroegen ons later af, lopend over die Commissaris van den Hartenbrug, of je zo nu en dan eens bij je eigen brug zou kijken. Of het er nog een beetje netjes bijligt of zo? Commissaris van den Harten moet zeker eens gaan kijken, erg best is het wegdek daar niet op zijn brug.
Even terug naar de route. Op ons schema stond een lange duurloop en we hadden al in overleg met de trainer besloten dat dit onze laatste lange zou zijn in de voorbereiding op het NK 100 km. Nu kennen we Rotterdam-Zuid, Barendrecht en omgeving ondertussen wel, dus zijn we eens gaan zoeken naar een andersoortig rondje. Al snel vond ik de site met een fietsknooppuntennetwerkrouteoverzicht. Het is dus een kwestie van rennen van nummertje naar nummertje. We begonnen in Stampersgat, bij nummer 25 en holden naar 68 enzovoort. Voor degenen die de route eens na willen lopen volg dan: 25-68-67-66-65-69-90-80-86-85-84-1-81-28-29-94-95-96-97-72-71-70-31-28-25. Zestig kilometer dus. In iets minder dan zes uur. Op zich ging het goed, alleen is mijn linkerachillespees het vele lopen meer dan zat.
Vorige week zat ik er na mijn zestig kilometer aardig doorheen. Niet gek gezien het grote gewichtsverlies tijdens het lopen. Het was wel fijn om te merken dat ik razendsnel herstelde van de zware training. Maandagavond kraakte ik nog in al mijn voegen gedurende de eerste kilometer van mijn herstelloopje, maar daarna ging alles toch weer soepel. Dinsdagochtend van hetzelfde laken een pak.
De dinsdagavondtraining mocht er ook zijn. Vijf keer drieduizend meter. De eerste duizend steeds in het kielzog van E gelopen en daarna hem steeds ietsje afstand laten nemen. Het hoefde ook weer niet al te hard. Net geen twaalf minuten per drie kilometer. De laatste drieduizend heb ik lekker doorgelopen. Ik vloog werkelijk over de baan. De laatste kilometer ging in 3.40, fluitend. Tuurlijk is 3.40 niet superhard maar ik was er blij mee. Op zondag een zware duurloop en op dinsdag weer volle bak op de baan lopen.
Woensdag mochten de beentjes op de bank blijven maar donderdagochtend ging de rugzak weer op voor een omwegtraininkje naar mijn werk. Via de Willemsbrug en over de Aelbrechtskade, iets meer dan twaalf kilometer. En ’s avonds weer terug. Het beloofde noodweer bleef uit. Maar ik had al bedacht dat ik niet in regen, storm en onweer zou gaan rennen. Dus bleef het bij de 23 van het heen en weer lopen. Een beetje belazerd door het KNMI voelde ik mij wel. Maar omdat toen mijn achillespees al opspeelde was het misschien wel goed.
Nu afbouwen, Winschoten is over drie weken.