It ain’t over till’ it’s over zeggen ze wel eens. Dat bleek tijdens de vijfde etappe van de Hardloopvierdaagse maar weer eens. Ik was in een strijd verwikkeld voor de derde plek bij de Masters Veertig-plus, zoals altijd de grootste categorie lopers en helaas ook de sterkste categorie. Nummer Eén was onbereikbaar. Voor iedereen, ook voor de jonkies van de categorieën senioren en de 35+. Ik had de derde etappe volle bak gelopen, tot grote schrik van mijn twee concurrenten, Nummer Drie en Nummer Vijf in het klassement.
Argwanend werd ik in de gaten gehouden. Voor de vierde etappe, een tijdloop over 8,7 kilometer scheelden we onderling een seconden of veertig. Na die etappe was Nummer Drie Nummer Vijf geworden en Voorheen Nummer Vijf mocht zich Nummer Drie noemen. Ik bleef netjes vierde. Maar Nummer Drie en Nummer Vijf kenden elkaar goed. Twee lopers uit de regio en ervaren H-4-D lopers.
In die vijfde etappe, bijna 19 km, moesten Nummer Vijf en ik, Nummer Drie al vlot laten gaan. Hij was in groeiende vorm. Geen houden aan dus. Ik had sowieso geen zin om een strijd aan te gaan voor een plek om de vierde en vijfde plek. Als het geen podiumplek werd dan liep ik liever relaxed over de hei te rennen in plaats van te rekenen. Dus liet ik Nummer Vijf lekker gaan en genoot van de pracht van de Veluwe. Ik werd af en toe ingehaald door een loper die nog wel dacht te kunnen scoren in zijn categorie en liep zelf één wandelaar voorbij. En dat toen het kwartje niet viel begrijp ik nu nog niet. Het was Nummer Twee van uit mijn oude mannen categorie! Ik liep ineens weer vierde in plaats van vijfde en niet zo ver achter de Nieuwe Nummer Drie. Dus onwetend hobbelde ik rustig voort, genietend van het mooie weer en het schitterende bos.
Mijn concurrenten, de voormalige Nummer Drie en Vijf waren zichtbaar opgelucht. Ik kwam drie minuten later binnen en was haast geen bedreiging meer voor hun klassement. En ook ik was opgelucht, geen wedstrijddruk meer, plek drie was toch onbereikbaar geworden, dacht ik…
’s Avonds tijdens de pastaparty kwamen de uitslagenlijsten op tafel. Vierde stond ik. En ik dacht werkelijk dus dat ik vijfde was. Na wat zoeken en navragen bleek Nummer Twee uitgestapt te zijn en was ik weer vierde, op tweeënhalve minuut op Nummer Drie, die ik ’s middags lekker had laten lopen. Mijn plan, om etappe zes lekker te relaxen viel acuut in duigen. Tweeënhalve minuut zou misschien wel kunnen. Maar hoe, mijn concurrent was eerlijk gezegd wel beter maar ook erg op mij gefocust. Ik wist dat ze mij tijdens de wedstrijd goed konden herkennen door mijn kanariegele Maui Marathon pet. Zou ik ze kunnen foppen door incognito mee te lopen? Diep in mijn sporttas zat nog mijn grijze “baggy short” van North Face. Niet echt een toonbeeld van snelheid maar wel een erg lekker zittend hardloopbroekje. Of zeg maar gerust: broek.
Nummer Drie maakte zijn clubmaten attent op mij. Al stond ik ruim twee minuten achter hem, je weet maar nooit vertelde hij zenuwachtig glimlachend. Ik stond er bij als een verloren voetballer met mijn wijde broek. Maar voor het startschot stond ik vlak achter de snelle jongens en ben volle bak weg gegaan. Mijn gele petje had ik luttele seconden voor de start gauw in de handen van mijn vrouw gedrukt. Ik wilde in de eerste tien kilometer een minuut voorsprong nemen en als dat zou lukken dan zou ik proberen vol door te gaan. Als het niet zou lukken, ach dan zou ik er een duurloopje van maken.
De eerste negen zouden sowieso omhoog gaan over kronkelpaadjes door het bos dus was het wel een gewaagde expeditie. Bluf, of de dood of de gladiolen. Rond het twee kilometerpunt liep ik Hele Snelle Vijfendertigplusser wiens klassement allang veilig was voorbij. Doorlopen, doorlopen was het devies. Hele Snelle Vijfendertigplusser kwam langszij rond de zeven kilometer en zette zich in als haas. Zo betaalde hij het biertje dat hij tijdens de pastaparty van mij had gekregen terug.
Bij de tweede drankpost, aan de rand van het bos, stopte ik weer even om goed te drinken. Ik keek om en Nummer Drie kwam er al aan, het gat was dus slechts een seconde of twintig. Het moment om de handdoek in de ring te gooien. De eerste tien gingen inclusief al het klimmen in iets minder dan 42 minuten, de volgende elf heb ik om mij heen gekeken, 58 minuten lang!
Bij de finish werd ik opgewacht door mijn twee concurrenten. Het eerste wat ze zeiden nadat ik ze had gefeliciteerd was: “we zagen je ineens niet meer, we zochten naar een geel petje”
Mijn missie was geslaagd.