Eén van de meest markante marathonkampioenen die Nederland heeft gekend was Pleun van Leenen van het Rotterdamse D.O.S.
Pleun van Leenen debuteerde op 25e jarige leeftijd in de marathon van Rotterdam op 12 september 1926. In tegenstelling tot de vorige edities liep men niet naar Gouda maar naar Delft. Nadat de leider in de wedstrijd, Cramer, door een valpartij in Delft moest opgeven liep Pleun van Leenen aan kop met zijn clubgenoot Kemp, O.D.I. loper Hoogeveen en de Delftenaar Vrijmoet.
De jonge Kemp liep al snel na het verlaten van Delft uit en won met ruime voorsprong deze vierde Rotterdamse marathon. Van Leenen werd in zijn eerste marathon derde, met acht minuten achterstand op Kemp. Van Leenen klokte op de Wielerbaan 3.15.05. Een jaar later werd Van Leenen tweede in de marathon van Amsterdam. Deze keer was een andere clubgenoot van, Teun Sprong, hem te snel af.
Van Leenen had een zware baan in de bouw. Elke dag om vijf uur ging de wekker. En na het werk, vaak al voor het eten, trainde hij dikwijls in het Kralingse Bos. Het vele trainen wierp zijn vruchten af. Van Leenen won de kwalificatiemarathon voor de Olympische Spelen van 1928. In een uitgave van de Atletiekwereld van 1955 zegt Van Leenen over de Olympische marathon van Amsterdam: “Ik voelde dat ik over mijn hoogtepunt heen was en dat maakte mij zenuwachtig. Wel liep ik de afstand uit, maar kwam niet verder dan een 50ste plaats.”
In 1932 was Van Leenen voor het eerst marathonkampioen van Nederland. Hij liep in Amsterdam 3.17. In 1933 wist Pleun van Leenen zijn Nederlandse titel op de marathon met succes te verdedigen. Hij finishte op de tweede plek achter de Engelsman Norris. Ook in 1938 was Van Leenen de beste Nederlandse marathonloper.
Als een van de weinige toppers van voor de oorlog liep Van Leenen ook na de Tweede Wereldoorlog nog mee op de marathon. Zo wist hij in 1955, als 54-jarige, nog elfde te worden in de Rotterdam marathon. De volgende Rotterdamse marathon was pas zeventien jaar later. Van Leenen was er bij, maar deze keer als toeschouwer. Na zijn laatste marathon, in 1960, stopte hij. 31 marathons heeft hij gelopen. Een groot aantal, zeker gezien het feit dat er soms jaren achtereen geen marathon werd georganiseerd in Nederland.
Tot slot nog een interview met Pleun van Leenen uit het Rotterdamsch Nieuwsblad van 15 juli 1933.
Onderhoud met Van Leenen
Terwijl onze stadgenoot Van Leenen op de masseertafel lag en diens spieren op massieve wijze geholpen werden door zijn masseur, de inhoud van een fleschje witte substantie op zijn kuiten geledigd werd, hebben we een praatje gemaakt met den Nederlander die op zoo kranige wijze den Engelschman partij had gegeven. Norris zelf lag even verder en was het slachtoffer van eenige medici die hem op wetenschappelijke wijze onderzochten.Van Leenen was direct fit om iets van zijn race te vertellen. Hij begon sportief te verhalen van een kleine inzinking die hij na 40 K.M. kreeg, waardoor hij toen nog Landheer voorbij moest laten gaan. Ik heb toen maar wat gedronken en een sinaasappel verorberd en wonderlijk ging het daarna weer best en Landheer was gauw ingehaald.
– In het begin heb ik het niet zoo hard aan gedaan, zei Van Leenen. Anders zette ik me al tijd aan den kop, maar ik dacht nu: ik probeer het eens anders. Ja, misschien zou ik het wat beter gemaakt hebben met m’n oude methode, maar op zoo’n lange race is daar moeilijk iets van te zeggen.Ik hield dus zoo’n beetje de tiende plaats en zette mij na 10 K.M. vierde. Acht kilometer heb ik samen gelopen met Kreglinger en daarop kreeg ik Landheer te pakken. Die Engelschman was me echter te machtig. Goed type voor een marathonrace, zei Van Leenen. Moet u die dunne beentjes maar eens zien. Ik voor mij geloof, dat loopers met dunne beenen een streepje voor hebben. De zware kuitspieren maken het loopen wat moeilijker. Na een kilometer of 40 heb ik Landheer even voorbij laten gaan, zooals ik reeds vertelde, maar toen zette ik den eindspurt in met het bekende resultaat.
– Veel getraind?
– Ja, zeker twee of drie maanden. Dat moet je doen, anders haal je het niet. Maar, liet Van Leenen er lachend op volgen, ziet u, ik heb ook nog te werken, zoodat zoo’n training veel moeite en inspanning kost.
Ik ben nu weer heelemaal fit. Misschien krijg ik nog een beetje spierpijn, maar dat is ook alles.
Bronnen: AW 1955, Rotterdamsch Nieuwsblad, Jubileumboek Rotterdam Atletiek 85 jaar.
Dit artikel schreef ik 17 januari 2008 voor de website Losse Veter