Duurtraining bestaat uit drie beïnvloedbare factoren. De intensiteit, de lengte en de frequentie van de trainingen. De impact van korte, intensieve trainingen versus de langere en langzame trainingen zijn al tientallen jaren onderwerp van discussie onder atleten, coaches en wetenschappers. Op dit moment zie je weer een beweging ten gunste van de korte, intensievere intervaltrainingen. Volgens diverse trainers en wetenschappers is dit de enige vorm van training die nodig is voor optimale prestaties.
Echter, onderzoek naar interval en langere, continue training ondersteunt bij ongetrainde en matig getrainde proefpersonen het bewijs dat de populariteit rondom de intervaltrainingen op hoge intensiteit is rechtvaardigt niet. Onderzoek wijst uit dat zowel continue trainingen als intervaltrainingen deel uit moeten maken van een efficiënt programma om het uithoudingsvermogen te verbeteren.
Topatleten in duursporten als zwemmen, hardlopen, roeien, wielrennen en cross-country skiën presteren het beste als 80% van de trainingen duidelijk onder hun lactaatgrens worden uitgevoerd en als ze verrassend spaarzaam omgaan met het uitvoeren van hoog-intensieve intervaltrainingen.
Studies waarin gekeken werd naar de intensivering van de training bij goed getrainde atleten gaven onduidelijke resultaten. De gegevens die verkregen werden met onderzoek wijzen erop dat in een trainingscyclus grote hoeveelheden extensieve trainingen gecombineerd moeten worden met een zorgvuldig gebruik van hoog-intensieve intervaltraining. Die combinatie lijkt in de praktijk de beste resultaten op te leveren.
Bron: Stephen Seiler and Espen Tønnessen, Intervals, Thresholds, and Long Slow Distance: the Role of Intensity and Duration in Endurance Training. Sportscience, Volume 13, 2009.