Om even over elven fietst Arie Vosbergen de straat uit. Op het Oostplein is het al druk. De kerk komt net uit en dan is het altijd opletten, voor je het weet zit je met je voorwiel klem tussen de tramrails. Het zou niet de eerste keer zijn dat Arie vlak voor een belangrijke marathonloop op de kinderkopjes van de Goudsche Singel komt te liggen.
De kortste weg naar het Exercitieterrein is rechtsaf langs sigarenhandel van Sillevoldt en Horstink over de Boezemsingel. Maar Arie heeft zijn verloofde Maria beloofd haar op te halen.
Het kribbelt, weer een marathon voor Arie. Hij waant zich Johnny Hayes, de Amerikaan die de dramatische Olympische marathon van Londen won. Die 24ste juli in Londen staat hem nog scherp op zijn netvlies. Met open mond had Arie al door Londen gewandeld samen met zijn clubgenoten Willem Wakker, Wim Braams en de oude Büff. Wat een drukte, overal koetsen, overal mensen. Dan is Rotterdam toch een dorp.
De start werd verplaatst naar de andere kant van het paleis omdat één van de prinsjes ziek was. Het zou toch wat zijn als Prins Hendrik met de kleine Juliana dadelijk op het Schuttersveld zou staan! Arie vond het in Londen een eer om te starten voor het balkon met de kleine prinsjes.
Met vijfenzeventig lopers uit wel zeventien landen stond Arie aan de start. En wat ging het hard, die eerste mijlen. Nu was Arie Vosbergen wel wat gewend, hij was toch meer een man van de kortere afstanden.
Tijdens de Olympische Spelen was hij niet alleen gestart op de marathon, maar ook op de 800 meter, de 1500 meter en de vijf mijl. Een succes was het niet. Eigenlijk hadden de Nederlandse atleten niets te zoeken op deze Olympische Spelen. De Engelsen en de Amerikanen waren zoveel beter. Op een verdwaalde Zweed, Duitser en Italiaan na werd er op het ereschavot louter Engels gesproken.
De voorste lopers liepen de eerste vijf kilometer in amper een kwartier. En dan te bedenken dat het Nederlands record al tien jaar op zeventien minuten en zestien seconden stond. Nee, het ging veel te hard voor de Rotterdammers toen in Londen. Op Willem Wakker na zijn ze dan ook allemaal uitgestapt.
Maar het is een hele eer om als sportman uitgezonden te worden naar de Olympische Spelen. Die dagen in Londen, dat was toch de belevenis van zijn leven. En nu, vier jaar later staan de Olympische Spelen van Stockholm op de kalender. Dat zou wat zijn, Arie Vosbergen naar Zweden!
Maria woont schuin boven het café van Pluijm, Café De Batavier – Billard Paul Kruger staat er in sierlijke letters op de grote ruiten. Haar vader, de heer Rollof staat buiten te praten met Pieter Kempen, de buurman. Maria komt naar beneden, ze ziet er weer mooi uit, in haar nieuwe mantel van Brenninkmeijer. Rollof en Kempen wensen Arie succes.
“Deze keer willen we een Rotterdammer zien winnen!”, roept Kempen hem nog na.
Drie jaar geleden won de Amsterdammer Theunissen en dat steekt de lopers van Pro Patria nog steeds. Marathonlopen van 25 kilometer, die wisten de Pro Patria atleten geregeld te winnen. Maar de Rotterdamse marathon, die niet.
Arie en Maria fietsen over de Goudsche Singel richting het Hofplein. Op de kruising met de Jonker Fransstraat moet je uitkijken voor de tram. Het gerinkel van lijn 3 is al van een afstandje te horen. Op de aanplakbiljetten voor de ruiten van de cafés aan de Linker Rottekade staat de aankondiging van de wedstrijden van vanmiddag. “Nationale Athletische Wedstrijden te Rotterdam, Vóórwedstrijden Olympische Spelen Stockholm”. Over de Zaagmolenbrug komt Piet Hartman aan wandelen. Piet verkeerde met de training van vorige week zondag in goede vorm en zal zeker een kans maken om de loop naar Gouda en terug te winnen.
Bij het Schuttersveld is al aardig wat publiek. Bij Den Held’s Sporthandel aan de Westzeedijk had men al gezegd dat de kaartverkoop goed verliep. Zeker de 20 cents kaarten werden veel verkocht. Al zal het niet zo’n gekkenhuis worden als tijdens de voorwedstrijden van 1908, véértig duizend toeschouwers, het grote exercitie terrein was bomvol.
Nooit waren er zoveel Rotterdammers op de been geweest voor een sportwedstrijd als toen. Twee wedstrijden liep Arie op die dag. Eerst de 1500 meter. Bram Evers was overgekomen uit Arnhem en dan was de strijd eigenlijk al beslist. Wat kon die man lopen zeg!
Maar Arie liet zich niet de kaas van zijn brood eten in deze thuiswedstrijd. Want ook Arie had een kampioenstitel op de mijl op zak. Met handige, korte spurtjes probeerde hij zich los te maken van Evers en Goldmann, uit Den Haag. Maar elke keer wisten ze toch weer aan te sluiten.
Evers liep steeds strak in de binnenbaan terwijl Goldmann, met zijn korte pas en eigenaardige armbeweging hardnekkig in de buitenbaan bleef lopen. En toen wist Goldmann hem toch te verschalken, en direct daarna ging ook Evers Arie voorbij. Evers won de sprint, en dat het hard was gegaan bleek wel toen de baancommissaris vol enthousiasme een nieuw Nederlands record aankondigde. Vier minuten en negenendertig viervijfde seconden.
De wedstrijd over vijf mijl, een paar uur later, was dan ook geen pretje. Wat deden zijn benen nog pijn. Braams hield het tempo hoog. Normaal kon Arie Braams wel voorblijven. Tijdens de trainingen was het Braams die altijd met moeite mee kon komen. Maar nu waren de rollen omgedraaid. In iets meer dan 30 minuten kwamen Braams en Vosbergen als één en twee over de streep. Deze keer net geen nieuw record. De oude Willem Wakker zat er trouwens ook niet erg ver achter.
Arie en Maria vinden met moeite een plek voor hun fiets. Arie zet zijn fiets en die van Maria langs het hek tegenover de ingang. Voor Maria heeft Arie een tribunekaartje gekocht bij Den Held. Ze bemachtigt een plek met een goed uitzicht op de finishstreep.
Arie meldt zich bij de wedstrijdcommissie in de tent achter de tribune. Daar wordt hem zijn nummer overhandigd en gevraagd in de rij te gaan staan voor de keuring. Dokter Theunissen is een oude bekende van de lopers. Hij was het die in 1908 de eerste Rotterdamse marathon wist te winnen. Theunissen geeft Arie nog wat goede raad. “Niet te hard starten, Arie. Gewoon je eigen pace lopen”. Theunissen luistert nog naar hart en longen en Arie krijgt toestemming om te mogen starten. Alle deelnemers worden door de doktoren Theunissen en Tourr goedgekeurd.
De eerste snelwandelaars beginnen met de laatste ronde. Als die wedstrijd is afgelopen dan zal de marathon gaan beginnen. Jan Ruimers ligt al ver voor zijn broertje Piet. Die het trouwens niet makkelijk heeft om Griemeijer van zich af te schudden.
Het gebeurt niet vaak dat Piet van zijn broer verliest. De omroeper begint harder en harder te praten. Jan wandelt erg hard, zo hard dat het Nederlands record verbroken lijkt te gaan worden. En onder luid gejuich wordt het eerste en hopelijk niet het laatste record van de dag verbroken. George Buff komt rennend over het middenterrein om Jan te feliciteren.
Ondertussen stellen de hardlopers zich op bij de uitgang van het exercitieterrein aan de Linker Rottekade. Elf man gaan aan dit lange avontuur beginnen, omgeven door talloze fietsers. De jury-auto met de postduiven vertrekt voor de stoet uit naar het keerpunt te Gouda. Na het startsein vertrekken de lopers met Vosbergen, Braams en Lange in de voorste geleding.
Al snel loopt Braams als eerste de Nieuw Terbregscheweg op in de richting van Nieuwerkerk. Arie houdt zich in, net zoals Theunissen hem vanmorgen en ook Buff tijdens de afgelopen training heeft geadviseerd. De weg is nog lang, de route naar Nieuwerkerk niet overal verhard en goed onderhouden.
De wielrijders van de Pedaalridders verlenen hand en spandiensten waar nodig en zorgen er op de kruispunten voor dat de lopers de goede weg nemen.
Het is Braams die als eerste aankomt bij het keerpunt in Gouda. Arie is als tweede bij de auto van de jury. Daan Lange volgt op een meter of honderd. Maar Arie ziet wel dat Wim Braams moeite heeft met zijn tempo. Zijn gezicht is bijna één grote grimas en Wim trekt met zijn linkerbeen.
Boven hun hoofden vliegen de duiven terug naar het Schuttersveld. De Crooswijkse leden van de Reisduif hadden ook dit jaar weer wat duiven beschikbaar gesteld voor het snelle doorgeven van de tussenstand. Een klein papiertje in een kokertje aan de poot van de duif en binnen de kortste keren weten ze in Crooswijk wat de stand van zaken is.
Een jongen uit Gouda rent een stukje mee, één twee, één twee hup twee, telt hij de passen van Arie mee. Maar al snel moet hij afhaken, Arie loopt stevig door.
Wim Braams staat stil bij de verzorgingspost. Ook Arie stopt even en neemt een stuk sinaasappel en wat water. De wielrijders naast Arie verwonderen zich over het gemak van Arie’s lopen. En Arie voelt zich sterk, Braams loopt nu achter hem. Rustig pratend met zijn gangmakers loopt hij langs de boerenhofsteden en over de bruggetjes waar de polderbewoners massaal staan te wachten met een programma in de hand.
Iedereen leeft mee met deze bijzondere gebeurtenis op sportgebied. Overal wordt hij met een applausje begroet. De helpers op de fiets zorgen voor natte doeken en stukjes citroen om steeds maar weer koelte en verfrissing te brengen. Bij de boerderijen vraagt men dan soms een emmer water om even het lichaam te bevochtigen.
Op de Nieuw Terbregscheweg komt een wielrijder vertellen dat hij vijf minuten voorsprong heeft op Daan Lange. Opgelucht haalt Arie adem, het valt niet mee. Vijfendertig kilometer zit er al op. De benen doen pijn en elk steentje steekt door de schoenzooltjes hinderlijk in zijn voet. Maar met zo’n voorsprong kan hij het zich wel veroorloven om even wat te wandelen.
De laatste kilometer gaat door een dichte haag van mensen. “Hup Arie, je bent er bijna”, hoort hij zijn zuster Alida roepen. Hij spurt de baan op en al zwaaiend met zijn zakdoek naar Maria op de tribune nadert hij de eindstreep.
De veertig kilometer naar Gouda en terug liep Arie in twee uur, vierenvijftig minuten en twaalf tweevijfde seconde. De omroeper roept luid dat dit de snelste tijd was op de marathonloop.
Twee jaar later, op 21 juni 1914, doet Arie Vosbergen van zich spreken door in Amsterdam Nederlands kampioen op de tien kilometer te worden in vijfendertig minuten en vijftig seconden.
In het najaar van 1918 slaat het noodlot toe. De Spaanse Griep houdt een groot deel van Europa en de rest van de wereld in een dodelijke greep. Tijdens het hoogtepunt van de epidemie in Nederland sterft ook Arie Vosbergen, op 14 november. Hij is slechts 36 jaar geworden.