De pijn zal nog wel verdwijnen, maar zover is het nog niet. Dus een mooi moment om terug te kijken naar de uitdaging die ik mij voor dit seizoen had beloofd. Een hele triathlon. Halverwege jaren tachtig, na mijn finish in de eerste editie van de Triathlon van Spijkenisse keek ik vol bewondering naar mannen als Axel Koenders, Gregor Stam en Rob Barel. Een hele triatlon, dat was het echte werk. Het lag buiten mijn bereik, ver zelf. Misschien ooit..
Begin december kwam er op FB een berichtje voorbij van de Gelreman. Een hele triathlon met woorden als “kleinschalig en persoonlijk” in het bericht. Ik zag een doel voor 2019, maar gelijk de vraag: kan ik dit? Zwemmen is geen probleem. Een kleine vier kilometer zwem ik zo. Afgelopen jaren genoeg gezwommen met als hoogtepunten de oversteek van Den Helder naar Texel en de estafette over het IJsselmeer. Fietsen dan? Honderdtachtig kilometer, dertig per uur. Zes uur. Moet kunnen. Vergt de nodige tijd voor trainingen maar in een ver verleden fietste ik ook af en toe het IJsselmeer rond, tochten van 300+ km. En de trainingen in de zomer van 2018 voor de Mont Ventoux bevielen mij prima.
Maar het lopen, dat is wel iets. Mijn laatste lange wedstrijd was De Zestig van Texel in 2013. Toen stond de teller op veertig marathons en twintig ultralopen maar met achillespezen die dienst gingen weigeren. Rust, opnieuw beginnen, fysio’s, shockwave, zooltjes enzovoort. Geen stap kwam ik verder. Ik nam zwemlessen en leerde fatsoenlijk zwemmen van Frank Huisman, ik stofte mijn racefiets af en maakte weer wat mooie tochten met als hoogtepunt de Mont Ventoux met Coen. In het voorjaar van 2018 ging het mes in mijn linker hak. Een stukje bot wat door al die jaren was gaan groeien en de achillespeesklachten in stand hield werd verwijderd. 7 maart 2018 liep ik op krukken de behandelkliniek uit.
Ondanks de operatie en het vrij zijn van klachten aan mijn achillespees ging de revalidatie niet van harte. Lopen op zich ging na een tijdje pijnvrij, maar na de training kwam er steeds weer een reactie. Pijn rondom het litteken van de operatie. Het werd gedurende de tijd minder, maar over is het niet. Twee, drie keer per week lopen gaat, meer is nog niet mogelijk. Maar is meer nodig? Dat was de vraag nadat ik mij afvroeg of de Gelreman een reëel doel was. Ik ben een ervaren trainer met een rugzak vol voltooide sportieve uitdagingen. Maar dat is gelijk de grootste valkuil, ook dat weet ik. Heb ik genoeg zelfreflectie om mijn eigen programma te schrijven?
De test of ik wel of niet mij in zou schrijven was 20 januari. De 25 km marathontrainingsloop van C.A.V. Energie. Als ik die gewoon pijnvrij kan lopen én als ik er vlot van herstel dan was het moment daar om in te schrijven. En dat geschiedde. 25 januari schreef ik mij in en een dag later stond de basis voor de planning tot 24 augustus in een Excelbestand.
Gezien de fysieke beperkingen van het lopen waren de langste trainingen niet langer dan 28 km. Op een enkel recreatief loopwedstrijdje en drie sprinttriatlons met ons competitieteam na waren alle trainingen rustig. Simpelweg wat meters maken en de belasting binnen de perken houden. Ik heb mijzelf enkele keren vervloekt, het lukte in enkele essentiële lange trainingen niet om het gewenste tempo vast te houden. Steevast eindigde de training in een te langzaam tempo. Aan de andere kant, wandelen vond ik geen optie en die doelstelling wist ik elke keer wel te bereiken.
Over het zwemmen zat ik niet in. De maandagochtendtraining van de club en de Swim Squad training op woensdagavond bij Tri-Experience moesten genoeg zijn. Af en toe een duurtraining van drie tot vier kilometer in ons prachtige Zwemcentrum Rotterdam waren de basis. Buiten zwemmen heb ik amper gedaan. Alleen bij de competitiewedstrijden en een enkele keer in zee. Ik merkte afgelopen jaren dat ik na het zwemmen in buitenwater veel last kreeg van hooikoorts. En dat trok weer een wissel op de fiets- en zwemtrainingen. Ik ben sowieso van mening dat er onnodig veel buiten wordt gezwommen door triatleten. Zeker de technisch minder begaafde zwemmers verliezen erg veel techniek door de zwembadsessies te verwaarlozen in de zomer.
Dat het fietsen goed zou komen realiseerde ik mij begin april. Met mijn nieuwe Bianchi maakte ik ook eindelijk de overgang van staal naar carbon. Ik had in de winter een indoortrainer gekocht en kon met een goede basis naar buiten. Het weekend van de Zestig van Texel beloofde er één te worden met zomerse temperaturen. Een mooie gelegenheid om op de vrijdag voor de wedstrijd op de fiets naar Texel te gaan. De zondag mocht ik Geert Ceuppens begeleiden tijdens zijn winnende 120 km race over het eiland. Hij hardlopend, ik op een gehuurde herenfiets. En de dag erna weer die ruim 180 km naar Rotterdam gefietst op mijn Bianchi. En met de nodige tochten over de Zuid-Hollandse Eilanden, wat Limburgse heuvels en een tochtje via de Zeelandbrug en Neeltje Jans waren ook die kilometers wel op orde.
Drie belangrijke pijlers in het schema waren de trainingen waar alle onderdelen aan bod kwamen. Met Hemelsvaartdag de 70.3 trainingsdag van Tri-Experience, op 15 juni de parcoursverkenning van de Gelreman en een maand later de Halve Triathlon Klazienaveen.
En dan de wedstrijd. “Hoe lang denk je er over te gaan doen”, was een veel gestelde vraag. En ik hou niet zelf niet van antwoorden als: “ach, ik zie wel. Het is mijn debuut dus genieten en finishen”. Zeventig minuten zwemmen, zes uur fietsen, een minuut of tien nodig voor de wissels en dan lopen, daar zou ik wel door diepe dalen gaan. Dat gebeurde ook tijdens loodzware ultratrails dus dat zou nu waarschijnlijk niet anders zijn. Sub-twaalf moet dus kunnen. Clubgenoot Sander had een week eerder een triathlon gefinisht in 11.51.08 dus riep ik uit een geintje dat mijn doel 11.51.07 was. Niet dat de ene triathlon met de ander is te vergelijken trouwens… Maar de toon was gezet.
Alhoewel het thuisfront mij weer voor gek verklaarde stonden ze er allemaal wel in Arnhem-Zuid. Jesse, de vriend van Sanna, en Tamara, de vriendin van Coen, bekeken het hele, in hun ogen vast een totaal idiote, schouwspel aan. Sanna is in belangrijke zware wedstrijden mijn vaste verzorgster. Ze weet wat te doen, en zorgde in het coachvak tijdens het fietsen dat mijn bidonnetjes met Maurten sportdrank werden aangegeven.
Het zwemmen ging prima, ontspannen gezwommen, in 67 minuten, keurig volgens planning. De transitiezone was kort, dus dat kostte weinig tijd. Wel even de tijd genomen om wat uiercremé op kwetsbare plekken te smeren om de kans op zadelpijn en schuurplekken te verminderen. Tevens de eerste bidon Maurten leeggedronken voordat ik op de fiets stapte.
Omdat zes uur fietsen best lang is om geconcentreerd te blijven had ik bedacht nu wel een soort van “genieten” in te bouwen. De omgeving was er ook naar, dus wat ooievaars en roofvogels gespot. En naar tevredenheid gefietst. De eerste drie ronden gingen in hetzelfde tempo, de vierde iets langzamer maar het begon ook iets meer te waaien en er kwam meer verkeer op de route. Maar met een gemiddelde van 30,5 km per uur stapte ik 5 uur en 50 minuten later tevreden van de fiets.
De temperatuur was inmiddels al de dertig graden gepasseerd. Nu is triathlon een zomersport en als je je inschrijft voor een wedstrijd eind augustus dan mag warmte geen verrassing zijn. De warme dagen in de voorbereiding heb ik dan ook benut om om te gaan met warmte. En omdat je zelf geen invloed hebt op de weersomstandigheden vind ik dat je er niet over moet zeuren. Iets waar je geen invloed op hebt kan je toch niet veranderen. Het belangrijkste is om er mee om te gaan. Met name mentaal. Dus nee, ik heb geen last van het warme weer gehad. Het lopen ging zoals gedacht. Pet en zonnebril op. Deels voor de zon, maar ook om mijn eigen wereldje te creëren. De eerste twee (van zes) gingen goed. Rustig gelopen en veel koelen met sponzen. Er waren op elke ronde van zeven kilometer vier sponsposten, perfect geregeld dus. De ronde was in de vorm van een acht. En in het kruispunt van de acht stonden Aart-Peter en Astrid klaar met een bidon vol elektrolyten om de zouten aan te vullen. Samen met de gelletjes die Coen aanreikte bij de doorkomst in het start-finish gebied en de cola van de drankposten was de verzorging goed geregeld. Aart-Peter en Astrid zijn zelf ervaren hardlopers en kennen mij wel een beetje. Die weten wat ze wel en niet moeten zeggen. De tactiek van de dag was lopen van post naar post, naar de supporters en verzorgers die zo belangrijk zijn als steun en toeverlaat, en dan langzaam maar zeker de rondes af te tellen.
Natuurlijk is het fysiek een uitdaging, maar mentaal is het looponderdeel een tocht door diepe dalen. Je komt op plekken waar je niet vaak komt. Ik wist dat het zou gebeuren en toch vind je jezelf weer in een diep dal. Deze keer in de laatste drie ronden. In de vijfde ronde wist ik mij te herpakken. Ik maakte mijzelf wijs dat nog langzamer lopen nergens toe zou leiden en dat ik beter kon versnellen. De pijn in mijn voeten gaat toch niet meer over. Dat lukte. En dat gaf een soort van euforie. Maar na een top komt altijd weer een dal. Zeker als je al elf uur onderweg bent. Maar bij de doorkomst van de laatste ronde maakte ik twee keer een misstap. De coördinatie was weg. Ik verloor geheel mijn focus en was er ineens klaar mee. Een mentale misstap. Maar een ronde voor het einde uitstappen kan ook niet. Dus weer door. Vijfhonderd meter verder een stukje gewandeld. Dat had ik buiten de verzorgingsposten niet gedaan. Aangekomen bij Aart-Peter en Astrid gezegd dat ik er wel klaar mee was en dat ze mij maar in mijn sop moesten laten gaarkoken. Die finish zou ik wel halen, hoe boeide mij niet meer.
Na die drankpost weer heel langzaam gaan lopen, wetend dat langzaam lopen altijd sneller gaat dan wandelen en dat de ogen van Astrid in mijn rug prikten. Twee kilometer letterlijk in gesprek gegaan met mijzelf. Hardop. Zo diep kan een dal zijn. Scheldend, vertellen dat medelijden hebben met jezelf geen zin heeft. Dat niemand dit je verplicht heeft, dat alles een eigen, weloverwogen, keus is geweest. Dat er mensen zijn die op hun vrije zaterdag je komen supporteren, dat er vrijwilligers zijn die het parcours veilig houden, dat er mensen zijn die cola voor je inschenken. Ophouden met zaniken dus. Stapje voor stapje kwam ik door deze ronde. En de tijd tikte door. Maar ook niet zo hard dat sub-twaalf uit beeld verdween. En als je in de één na laatste ronde kan versnellen, dan kan het ook in de laatste ronde. Zo gezegd, zo gedaan klinkt te gemakkelijk. Maar beetje bij beetje wist ik mij weer te herpakken en die laatste horde te nemen. Tweehonderd meter voor de finish zie ik mijn klokje op 11.50.00 springen. Op de streep hoor ik speaker Ruud de Haan 11.51.03 roepen, vier seconden sneller dan mijn richttijd. Te moe en te ver heen voor enige emotie word ik opgevangen door Patricia, de kinderen, Aart-Peter en Astrid.