“Lichamelijk kan ik het tempo wel aan, alleen geestelijk niet.” Dat was toch wel de mooiste uitspraak van de training van vanmorgen. Persoonlijk heb ik het meestal andersom, ik droom geregeld dat ik samen met Haile Gebrselassie zij aan zij de Coolsingel opdraai. Maar ja, geestelijk kan ik dat wel aan. Echter lichamelijk wil het nog niet lukken…
Ik mocht samen met Henk P de “zevenentwintig minuten groep” voorlopen. Die 27 staat voor de tijd die we over vijf kilometer lopen gedurende de 25 km training. Henk doet dit al jaren met gemak. Nu mocht ik met hem mee, gehuld in een geel veiligheidshesje met in grote cijfers 27 op mijn borst en rug. De bovenstaande uitspraak kwam van een loper in onze groep. Deze meneer moest er na vier (!) kilometer al bijna af. Het tempo lag voor hem iets te hoog. Ik kreeg een seintje van een van de begeleidende fietsers dat een loper het moeilijk had. Ik liet mij afzakken naar de staart van de groep en knoopte een praatje aan met de twee laatste lopers. Eentje wilde binnenkort een marathon lopen. Het liefst zo rond de vier uur. Nu heb ik op deze plaats al geregeld gepredikt over het nut van de lange langzame duurloop (LLD) . Met nadruk op langzaam. Dat woord staat er niet voor niets tussen. Toen ik onze vier-uur-vriend vertelde dat het verstandig is om ongeveer een minuut per kilometer langzamer te lopen tijdens de LLD dan het beoogde marathontempo, keek deze meneer mij aan of hij water zag branden in de al eerder genoemde Sahara. Het is natuurlijk niet erg raar dat je het moeilijk krijgt in de “27” groep als je beoogde marathontempo 28½ minuut per 5 km is. Uitgaande van de “een minuut per kilometer langzaam enz” theorie kom je dan uit op 33 ½ per 5. Zo’n langzame groep is er echter niet. Voor die mensen is de 32 minuten groep een prima alternatief. Ik raadde hem dan ook aan om zich af te laten zakken naar de groep achter ons. Dat was tegen dovemansoren gezegd, een kwaal waar heel veel hardlopers aan lijden. Veel lopers spellen het hardloopblad Runners, speuren op internet naar schema’s, praten over de beste trainingsmethodes maar houden zich er vervolgens niet aan. De “vier-uur-vriend” hing geregeld aan het elastiek, en haakte op een gegeven moment echt af. Hij liet zich echter niet afzakken maar bleef geruime tijd tussen de 27 en 28 groep bungelen. Lekker handig, want er stond best een hoop wind. Als voorloper moet je voorop lopen (voor wie dat nog niet uit het woord voorloper had gehaald) en dus continue met je snufferd in de wind. Dat vind ik echter wel lekker. En met zo’n langzaam tempo mag dat dus geen probleem zijn. Door de wind waren de kilometertijden niet echt regelmatig maar gemiddeld kwamen we elke vijf kilometer wel door in 27 minuten. Dertig seconden te vroeg kwamen we terug bij de atletiekbaan van Energie.
Ik had mijzelf een extra traininkje beloofd. Ik zou na de 25 km nog wat rondjes op de baan lopen in marathontempo. Ik had bedacht dat elke ronde net binnen de 1.40 zou moeten gaan, en als dat niet meer lukte zou ik stoppen. Wel had ik voor de zekerheid de grens gelegd op vijf kilometer.
En dat lukte prima. Om u niet te vermoeien met twaalfeneenhalve rondetijd noem ik alleen de kilometertijden: 4.04,9 – 4.05,7 – 4.07,7 – 4.07,0 – 4.05,7. Met nog duizend meter uitlopen zaten er vandaag uiteindelijk 31 km op. 25 inlopen,5 km tempo,1 km uitlopen, of zoiets…
Vanavond weer lekker dromen over een glorietocht door Rotterdam, met Kamiel Maase en Greg van Hest op respectabele afstand achter mij. Of Van Basten moet bellen dat hij nog een spelverdeler nodig heeft, dan moet ik helaas de marathon een keertje overslaan.
Wijze les 🙂