Iedere lezer van deze website zal vast wel zo’n lijstje hebben van onvergetelijke atletiekmomenten. De losse veter van Nijboer, die blik van Ellen van Langen, het goud van Carl Lewis. Denkend aan Lewis heb ik altijd direct de associatie met Daley Thompson. De Brit die in het hol van de leeuw duidelijk maakte dat Lewis in zijn ogen de op één na beste atleet ter wereld was.
En even daarvoor, direct na afloop van zijn overwinning in die memorabele spelen van Los Angeles showde de tienkamper zijn blauwe shirt aan het publiek in het Drake Stadium. De tekst luidde: “Thanks America for the good games and a great time.” Maar op de achterkant stond: “But what about the tv-coverage?” De Amerikaanse televisiestations hadden weinig oog voor atleten zonder Amerikaans paspoort.
Sinds Thompson is de tienkamp een nummer dat ik altijd met extra belangstelling volgt. Met ontzag bekeek ik het lijstje van Roman Sebrle nadat hij in 2001 als eerste de 9000 puntengrens verbrak: 100 m: 10,64, ver: 8,11, kogel: 15,33, hoog: 2,12, 400m 47,79, 110 horden: 13,92, discus 47,92, polshoog: 4,80, speer 70,16 en 1500m in 4.21,98.
De geschiedenis van de tienkamp is nu prachtig weergegeven in het boek: “Snel, hoog, ver” van Kees Sluys. De auteur brengt chronologisch de beste atleten voor het voetlicht.
Kees Sluys ontkomt ook niet aan de tragiek van dit bijzondere nummer in de atletiek. Zelf zie ik het als een nummer dat alleen onder de aandacht komt tijdens een Olympische Spelen, een EK of WK. En zelfs daar lijkt de meerkamp een eigen leven te leiden, buiten alle andere atletieknummers om.
Neem daarbij de opvatting van vele mensen dat de tienkampers gemankeerde specialisten zijn. Die mening had zelfs Plato al. De vijfkamp was in zijn ogen iets voor atleten van de tweede garnituur. Gelukkig citeert Sluys de Duitse tienkamper Hans-Heinrich Sievert: “’De tienkamper is een meerkamper wiens specialiteit de tienkamp is, anders niet.”
Naast de verhalen over Sebrle, Thompson en Sievert komen vanzelfsprekend ook Jim Thorpe, Bob Mathias, en vele andere helden voorbij. Sluys sprak met diverse tienkampers. Zo vertelde de onlangs overleden Eef Kamerbeek over de “sintelbaanhoeren”, atleten die na de 1500 meter languit op de baan gaan liggen. “Dat is geen gezicht. Het moeten flinke kerels zijn!” Kamerbeeks tragedie, de boycot van de Olympische Spelen van Melbourne 1956 is eerder dit jaar al uitgebreid beschreven in het boek “De verloren Spelen” van Marjolein te Winkel.
Om nog even terug te komen op Daley Thompson. Denk ik bij Lewis direct aan de Britse tienkamper, bij Thompson schiet meteen Jürgen Hingsen door mijn hoofd. Twee keer verbeterde hij het record van Thompson, en even veel keer pakte Daley Thompson het weer terug. Het leek of die twee in permanente staat van oorlog waren met elkaar. De twee oude rivalen zijn tegenwoordig goed bevriend met elkaar. Onlangs vierden ze samen de vijftigste verjaardag van de Duitser aan het strand van Mauritius.
Hingsen werd de risee van de atletiekwereld tijdens de Spelen van 1988. Op onverklaarbare wijze presteerde hij om drie valse starts te maken op de 100 meter met een diskwalificatie als gevolg. Kees Sluys vraagt diverse mensen die rondom die tienkamp betrokken waren naar hun mening. Niemand kwam met een doortimmerde verklaring. Was er doping in het spel, mentale zwakte, pure pech? De Bild-Zeitung bestempelde hem als de bedrieger van de natie. Kees Sluys spreekt ook Hingsen en sneedt De Kwestie aan. Hingsen noemde het een blackout, gebaseerd op de fixatie van een goede start.
Het boek “Snel, hoog, ver” van Kees Sluys krijgt in mijn boekenkast een mooi plekje. Sluys weet zijn enthousiasme voor de tienkamp erg goed te verwoorden. Een aanrader voor elke liefhebber van mooie sport.
Snel, hoog, ver. Geschiedenis van de tienkamp – Kees Sluys.
Thomas Rap, 320 pagina’s, E 18,90, ISBN 978-90-6005-745-2.
Deze boekrecensie schreef ik op 4 november 2008 voor de website Losse Veter.