Een dag na de Frysman, tijd om even terug te kijken. Een stram lijf, pijnlijke pezen en wat kapotte tenen. Tijdens zo’n wedstrijd komt er altijd het moment met de prangende vraag waarom je dit alweer wilde. En een antwoord daarop komt dan niet. De vraag kwam na zo’n 21 km lopen. Pas op de finishlijn is er een deel van de mentale kwelling vergeten, als je als Frysman wordt binnengehaald.
Ik kwam ongeveer als vijftigste het water uit. Het leek een ogenschijnlijke rustig IJsselmeer. Weinig wind, geen grote golven. Maar ik had ruzie met de golven die er wel bleken te zijn. Die kwamen in een ritme wat niet paste bij mijn slagritme. Een goede onderwaterdoorhaal zat er niet in, druk zetten op het water lukte niet. Navigeren ging prima, al gold dat niet voor de twee zwemmers bij mij in de buurt, die dan weer links, dan weer rechts van mij in de weg lagen. Met de geklokte 1.16 was ik niet tevreden maar tijd om mij er druk over te maken wilde ik niet nemen. Op naar het fietsen. Nu lag de wisselzone boven op It Reaklif dus moesten er nogal wat meters afgelegd worden om boven bij de wisselzone te komen. sokken aan, uierzalf op wat kwetsbare delen, helm op en gaan.
Ik ben niet zo’n hardfietser maar het beoogde tempo van 31 km per uur lukte prima. Het werden vier constante rondjes. Eten en drinken ging volgens plan. In de eerste ronde had ik wat last van mijn hamstring. Twijfel of het wel de goede keuze was om met mijn spiksplinternieuwe schoenen te fietsen staken de kop op maar met mijn oude schoenen wist ik dat ik sowieso problemen zou krijgen. Maar eenmaal voor de wind raakte de pijn op de achtergrond en had ik er bij de volgende ronde geen last meer van. In de laatste ronde kreeg ik pijn in mijn linker bovenarm. Door de armsteun van mijn opzetstuur iets te veranderen kon ik dat probleem ook grotendeels opvangen.
Het wisselen naar het lopen ging prima, en het zien van mijn supporters op het Roode Klif deed mij erg goed. Het tempo zat er lekker in, erg ontspannen gingen de kilometers onder de 5 minuten per kilometer. Misschien iets te snel, maar volgens mijn hartslagmeter kon het wel. Maar per ronde ging het toch steeds iets langzamer. Zo rond de twintig kilometer was het beste er echt wel af. Het werd zoeken naar een modus om door te kunnen gaan. En snel berekend dat het nog dik twee uur zou duren. Petje iets dieper over de ogen en de wereld heel klein maken. Blijven eten, blijven drinken en vooral blijven lopen. Wandelen alleen bij de verzorgingsposten. Een rare pijn in mijn linkerheup speelde op en aan mijn rechtervoet leek er een teennagel los te komen. Een fenomeen wat ik wel kende van vele andere lange lopen. De vraag waarom ik hier was wist ik echt niet meer te beantwoorden. Maar opgeven? Met je supporters aan de kant waarvan er eentje haar verjaardag niet kon vieren omdat manlief zich weer wilde uitleven? Of omdat opgeven zolang er geen blijvende fyskieke schade oplevert geen optie is? Nee, opgeven doe ik niet gauw, de keren dat ik het wel heb gedaan knagen nog steeds.
De zesde ronde was de laatste, de vrijwilligers onderweg bedankt voor hun geweldige verzorging. De laatste keer de klim, het voelde ondanks alles goed. Na 11 uur en 42 mocht ik mij een Frysman noemen.