Als een bokser na een knock-out probeer ik terug te kijken naar de race van gisteren. Die bokser is figuurlijk, de knock-out was letterlijk. Maar daar straks meer over.
Na de Gelreman in 2019 en de Frysman vorig jaar stond ik gisteren om 7 uur klaar langs de kade van de Maas in Maastricht voor mijn derde hele triatlon, deze keer de Ironman Maastricht. Ik had mij gepositioneerd in de groep van plan was om er 70 tot 80 minuten over te doen. Na een kwartiertje popelen langs de kant was het mijn beurt om te gaan. Een zogenaamde “rolling start” waarbij elke paar seconden een tweetal mocht starten. Ideaal voor mij, omdat er dan gelijk ruimte is om te zwemmen en niet het gestress tussen honderden andere nerveuze atleten. Ik had de slag snel te pakken en kon netjes doorzwemmen. Haalde af en toe een zwemmer in na 36 minuten was ik bij de rode boei die het keerpunt markeerde. Terug ging het twee minuten sneller en klokte ik naar volle tevredenheid 1.10 uur over de 3,8 km. Het was nog een aardig stukje lopen naar de kledingtassen en de omkleedruimte. Van te voren had ik mij al voorgenomen om dit zorgvuldig te doen. Geen haastig gedoe zoals tijdens een korte race maar goed voeten afdrogen en sokken aan. Uiteindelijk heb ik dik zes minuten nodig gehad van het moment dat ik uit het water kwam en op de fiets zat.
Het fietsen ging op zich goed, ik had het parcours enkele weken geleden verkend en wist dat het een lastige rit ging worden. Het was continue draaien, keren, klimmen en dalen over smalle weggetjes. Een soort wedstrijd waar de Amstel Gold Race berucht voor is. Nooit kom je in je ritme en uiteindelijk heb je het gevoel dat je 180 km intervaltraining achter de rug hebt. Tijdens de laatste van de drie ronden ging mij dat wel opbreken. De power verdween langzaam maar zeker. Desondanks kijk ik terug naar een goed tweede onderdeel, helaas net de 30 niet gemiddeld maar wel bijna 1400 hoogtemeters.
De grootste domper van de wedstrijd was het moment waarop ik van mijn fiets afstapte. Lopen ging ineens erg moeizaam door verkrampte hamstrings. Wandelend met mijn fiets aan de hand ging ik door de transitiezone en zocht ik mijn tas op met loopspullen. Schoenen aan en mijn gele Running Room Hawaii petje op en voorzichtig gaan hardlopen. Als snel kwam er een grote vraag op, doorlopen of gewoon stoppen? Lukt het om een fatsoenlijke marathon te lopen of bespaar ik mij deze kwelling. Al na 5 km was het tempo ver onder de maat en zat er weinig in. Balend van het matige parcours met onbegrijpelijk haakse bochten en een vervelend opstapje naar een dijkje langs de rivier. Maar het vele enthousiaste publiek maakte het een beetje goed. En altijd leuk om bekenden langs het parcours te hebben die je aanmoedigen. Al ben ik niet die triatleet die vrolijk zwaaiend reageert, excuses daarvoor. Maar ik moet het gevecht in mijn hoofd winnen. Ik heb ze gezien, ik waardeer het heel erg en geniet er soms ook van.
Met het gevoel dat al dit alles zinloos was ging ik toch maar de tweede ronde in. Dribbelend van drankpost naar drankpost waar ik wel even mocht wandelen. Het lijf afkoelen met natte sponzen en een mengsel van cola en water naar binnen werken. De klim in het tweede deel van het rondje was zwaar, maar ook die nam ik dribbelend. Met het voornemen, als ik de vierde en laatste ronde zou lopen, dan ik hem dan mocht wandelen. De derde ronde is altijd al de zwaarste ronde. Dan begint de triatlon echt. Maar ja, dat gevoel had ik deze keer dus al twee uur eerder. Van het dribbelen deden mijn voeten zeer en voelde ik halverwege een grote blaar leeglopen onder mijn kleine teen. Bij twee andere tenen kwamen onder de nagels grote zwellingen. Een bekend en pijnlijk probleem maar te behappen. Tja, en dat uiteindelijk de vierde ronde. Bij Patricia aangegeven dat dit wel eens lang kon gaan duren. Ik kon fysiek en mentaal niet veel meer hebben.
Ooit vertelde een ultraloopster mij dat dribbelen altijd sneller gaat dan wandelen en uit eigen ervaring weet ik ook dat eenmaal aan de wandel de verleiding te groot is om te blijven wandelen. Dus alle moed bij elkaar geraapt en toch weer van drankpost naar drankpost te dribbelen, behalve dan de klim, die mocht gewandeld worden had ik mijzelf vier uur eerder beloofd.
En dan de laatste 500 meter naar de finish. Eindelijk. De bevrijdende woorden: “you are an Ironman.” Ik weet niet meer of ik de energie kon opbrengen om te juichen. Maar ik was er, 12 uur en 31 minuten na de sprong in de Maas.
De laatste hindernis van een wedstrijd van deze omvang is een fase een uur na de wedstrijd, als de adrenaline wat weggezakt is en de energievoorraad volledig op is. Bibberend en stevig klappertandend stapte ik uit de auto. Een paar boterhammen met gebakken ei helpen een beetje, maar niet direct. Een warme douche klinkt lekker maar dat wil wel eens een ander probleem versterken. Ook nu. Als snel voelde ik mij misselijk worden en een paar tellen later ging het licht uit. Ik vond mijzelf terug op de grond van de douchecabine met een bloederige jaap boven mijn oog van de klap tegen de douchewand. Als een aangeslagen bokser werd ik de ring uitgeholpen door mijn vrouw en ben ik onder de dekens gekropen, denkend aan een volgend avontuur.